Hechtingsproblematiek


Levert onveilige hechting slechtere leerresultaten op? 

Om deze vraag te kunnen beantwoorden ga ik kijken naar de verschillende theorieën over hechting en hechtingsproblematiek, maar ook naar mijn eigen stageklas. Zie ik in mijn stage klas onveilig gehechte kinderen? En hoe komt dat? 

Als leerkracht zijn hechtingsstoornissen moeilijk vast te stellen. Ook kun je moeilijk vaststellen of iets een hechtingsprobleem is of dat het een gedragsprobleem is. Hechtingsproblemen kunnen leiden tot ontwikkeling van een hechtingsstoornis. Veel van deze kinderen zijn heel sterk in het achterhouden van hun emoties en zijn vaak de baas over andere kinderen (Horeweg, 2013). 

Een baby heeft de omgeving nodig om aan zijn basisbehoeften te  voldoen: eten, drinken, warmte en genegenheid zijn nodig voor een goed leven van het kind. Na drie maanden krijgt een baby zijn voorkeuren in het zien van bepaalde mensen, na vijf à zeg maanden komt één persoon centraal te staan, dit noemt men ook wel exclusieve hechting. Als de ouders van het kind responsief reageren, vindt er meestal een veilige hechting plaats. Naarmate het kind ouder wordt, gaat hij/zij de omgeving verkennen en inzien dat het leven verder gaat dan bij de ouders en wordt het kind zelfstandiger.

Er is sprake van basisvertrouwen als, het kind door de opvoeder(s) heeft geleerd om zelfstandig te worden en een eigen mening te hebben, en ook tegen de wil van de opvoeder(s) in, want het kind weet inmiddels dat hij niet bang hoeft te zijn om ze kwijt te raken. Er is een evenwicht tussen het dicht bij de opvoeder(s) zijn en het loslaten van die opvoeder(s). Bij een goed basisvertrouwen is dus sprake van een goede hechtingsrelatie tussen opvoeder(s) en het kind (Horeweg, 2013).

Figuur 6.1. CREF methode                               

 De CREF-methode (Circle Reprint Emotional Foundation) voor het basisvertrouwen is bedacht door Baukje van Leeuwen. De echte grondlegger is Maslow. Hij ontwierp in 1943 de piramide van Maslow, met de primaire basisbehoeften. Baukje heeft deze piramide aangepast en heeft er een cirkel van gemaakt, de CREF cirkel. Centraal staat de emotionele verbinding, ook wel hechting genoemd. Met de CREF-methode wordt gewerkt aan het basisvertrouwen. Want bij een goed basisvertrouwen is er sprake van een goede hechtingsrelatie. De CREF-Methode is eigenlijk ontwikkelt voor het werken met prenatale hechtingsproblematiek (Geen Bodem Syndroom), trauma verwerking en PTSS. Bij de behandeling met behulp van de CREF-Methode, wordt onder andere gebruik gemaakt van methodieken zoals o.a. EMDR, Hypnotherapie en NLP. De CREF-methode wordt gebruikt binnen gezinnen, teams en organisaties. De methode geeft inzicht in het aanwezige basisvertrouwen en helpt bij het herstellen van hiervan (Leeuwen, van. 2010).

Het hechtingsproces is een lang en moeilijk proces, en zoals bij alle processen kunnen er dingen fout gaan. Wanneer het kind zich niet goed hecht, is er sprake van een verstoorde ouder-kind relatie. De wetenschapper Aintsworth (1913-1999) onderscheidde drie hechtingspatronen en late kwam hier een vierde bij.

Het vermijdend gehechte kind. 

Dit kind kan zijn gevoelens en emoties makkelijk onderdrukken. Het kind reageert nauwelijks wanneer de ouder vertrekt of weer terugkomt. De ouders van dit kind zijn vaak ongevoelig en consequent en hebben weinig lichamelijk contact met het kind.

Het veilige gehechte kind.

Het kind reageert bij vertrek angstig, maar is gerustgesteld wanneer de ouder weer terug is. De ouders van dit kind zijn gevoelig en toegankelijk voor het kind. Het kind voelt zich veilig bij de ouders en beschikt dus over een goed basisvertrouwen.

Het angstig-ambivalent gehechte kind.

Het kind wil niet weg bij de ouder en vertoont geen verkenningsgedrag. Het kind reageert heftig wanneer de ouder weg gaat, maar ook wanneer de ouder terug komt. Vaak gaat het kind huilen of wordt het kind boos op de ouder. De ouders van dit kind zijn onbereikbaar, op momenten wanneer het kind de ouders nodig heeft. De ouders zijn vaak ongevoelig en hebben het vaak te druk.

Het gedesorganiseerd gehechte kind.

Dit kind reageert heftig als de ouder weg is, maar is helemaal stil bij haar terugkomst. De ouders van dit kind zijn vaak onvoorspelbaar en niet consequent. Ze reageren ook erg beangstigend, waardoor het kind ook sneller bang wordt.

 

De risicofactoren voor een onveilige hechting zijn:

- de ouders: responsiviteit, toegankelijkheid, ouders die zelf hechtingsproblemen hebben, psychische problemen, tienermoeders etc.

- Het gezin: relatie-problemen, stiefmoeder of stiefvader, economische problemen, mishandeling of verwaarlozing etc.

- Het kind: trauma, lichamelijke handicaps, adoptiekinderen, kinderen uit een pleeggezin, geboortecomplicaties, verlies van één van de verzorgers etc (Horeweg, 2013).

 

De gevolgen van een onveilige hechting zijn:

  • Het kind ontwikkelt geen vertrouwen in anderen en in zichzelf. M uit mijn stage klas is een jongen die geen vertrouwen heeft in zichzelf, hij denkt dat hij niks kan en hij moet eerst alles goed verkennen, voordat hij er mee bezig gaat. Bijvoorbeeld met een werkje uit de kast, eerst moet hij alles van het werkje verkennen en daarna gaat hij pas echt het werkje doen. M heeft weinig vertrouwen in zichzelf en zegt ook vaak dat hij het niet kan.

  • Het kind exploreert zijn omgeving minder (en leert dus minder).

  • Het kind krijgt problemen met gezagsaanvaarding. Geen basisvertrouwen betekent geen gezagsaanvaarding, geen gezag en dus geen opvoeding.

  • Het kind kan zelfs problemen met zijn fysisch welzijn krijgen.

  • Het kind snapt de sociale regels niet, het gedrag wijkt af. Het kind voelt niet aan “wat kan”en wat niet.

  • Het kind heeft weinig innerlijke structuur (Horeweg, 2013).

 

Wat merk je nu thuis aan het kind? De onderstaande clusters zijn gedragingen die kinderen kunnen laten zien, wanneer ze onveilig gehecht zijn:

- Klamperig-eisend gedrag: het kind klampt zich vast aan de ouders.

- Rebellie: het kind doet heel stoer, en wantrouwt anderen.

- Parentificatie: het kind draait de rollen om en wil de ouders verzorgen, omdat het kind denkt dat de ouders hulp nodig hebben.

- Meegaande robot: het kind is beleefd maar laat geen emoties vrij. Het kind geeft niets terug, hoeveel anderen ook geven.

- Onverschillig koel: het kind stelt zich egocentrisch op en gedraagt zich koel.

- Superster: het kind ziet zichzelf als superster en kan dan ook zeer succesvol zijn in zijn/haar prestaties (Horeweg, 2013).

De onderliggende oorzaak van al dit soort gedragingen is angst. Angst voor de niet te vertrouwen volwassenen. Dit komt door een gebrek aan basisvertrouwen. Deze kinderen hebben geen basisvertrouwen gecreëerd en zijn dus bang voor verschillende situaties. De één is bang om emoties te tonen, de ander is bang om iemand te vertrouwen en weer een ander is bang voor nieuwe contacten. 

 

Wat merk je op school aan iemand met een onveilige hechting? Als het kind een onveilige hechting heeft, dan hebben deze kinderen waarschijnlijk problemen in de emotionele- en cognitieve ontwikkeling. Als leerkracht kun je soms de signalen van een onveilig gehecht kind niet eens herkennen, deze kinderen kunnen hun emoties goed achterhouden. Als leerkracht is het daarom belangrijk om ook naar de thuis situatie te kijken, welke relatie hebben de ouders? En waar leeft het kind? Er zijn zeven gedragspatronen te onderscheiden die ook in combinatie met elkaar kunnen voorkomen:

  • Het kind dat druk en chaotisch gedrag vertoont.

  • Het kind dat agressief gedrag vertoont.

  • Het kind dat aangepast gedrag vertoont.

  • Het kind met "twee gezichten".

  • Het kind dat lichamelijke aanhankelijkheid zoekt.

  • Het teruggetrokken kind.

  • Het kind dat schijnbaar normaal is (Horeweg, 2013).

 C is een meisje uit mijn stage klas die agressief gedrag vertoont, bij alles wat haar tegen zit gaat ze schelden, slaan en gebruikt ze veel fysiek contact. Toen de toren van een jongen uit mijn stage klas hoger was dan de toren van C, ging C met haar voet de toren omschoppen van de jongen. Daarbij komt dat ze ook veel lichamelijke aanhankelijkheid zoekt bij de leerkrachten, ze wil vaak knuffelen en wil dicht bij de leerkracht staan of zitten.

Kinderen in de klas, die een hechtingsstoornis hebben of onveilig gehecht zijn, hebben zwakke en sterke punten.

De zwakke punten zijn:

  • Ze hebben moeite met het vertrouwen van eigenlijk iedereen, zowel klasgenootjes als jou, de leerkracht.

  • Vaak ontbreken patronen van “normaal” gedrag, bijvoorbeeld hoe je omgaat met je lijf, met gevoelens, met anderen.

  • Vaak hebben deze kinderen gebrekkige sociale vaardigheden: ze zijn óf allemansvriendje óf erg dominant en eisend óf agressief of wantrouwend. Geen goede basis dus voor vriendschappen met andere kinderen.

  • De gebrekkige sociale vaardigheden ontstaan uit een zwakke sociale intuïtie. De kinderen voelen dus de sociale regels niet aan zoals andere kinderen dat wel doen. “Dat snap je nu toch wel” is een uitspraak die bij deze kinderen niet gaat zorgen voor beter sociaal gedrag.

  • Ze willen graag controle over hun omgeving, zodat ze nog een enigszins veilig gevoel hebben.

  • Ze voelen zich vaak waardeloos en hebben het gevoel nergens bij te horen.

  • Ze hebben nooit ervaren dat je jezelf aan regels kunt houden om een ander een goed gevoel te geven.

  • Door een gebrek aan lijn in hun leven, hebben ze moeite met structureren. Dit merk je in hun manier van werken, huiswerk maken, enz.

  • Ze hebben vaak moeite met het begrip “tijd.”

  • Er ontstaan vaak specifieke leerproblemen: weinig of geen getalbegrip en/of een slecht woordbeeld.

  • De leerstof blijft vaak niet hangen.

  • Ze falen vaak bij het maken van hun taken.

  • Soms hebben deze kinderen last van “schijndomheid.” In werkelijkheid is dit een uiting van hevige faalangst, passend bij hun ontzettend slechte zelfbeeld.

  • Ze hebben vaak weinig belangstelling voor leren, ze vertikken het soms om iets te doen aan school. Dat komt omdat ze in het “nu” leven. Als je nu geen zin hebt in die sommen, raffel je ze af. Dat je dan “later” moet verbeteren, komt niet eens in ze op.

  • De resultaten zullen dus wisselend zijn, afhankelijk van hoe hun pet staat. Dit hebben ze sterker dan andere kinderen.

  • Ze leven “op dit moment”, er is weinig verleden of toekomst in beeld. Daardoor leren ze dus ook moeilijk van gemaakte fouten.

  • Veel energie gaat op aan steeds alert zijn op wat er om hen heen gebeurt. Deze kinderen willen alles in de gaten houden.

  • Vaak gaat ook veel energie op aan het zich bewijzen in de groep d.m.v. clownesk en stoer gedrag.

  • Ze voelen zich snel aangevallen en verongelijkt. “De meester heeft de pik op mij.”

  • Hoewel de stemming van deze kinderen vaak als “vlak” wordt betiteld, kunnen ze last hebben van voor buitenstaanders plotselinge stemmingswisselingen. Die kunnen worden veroorzaakt door hele kleine gebeurtenissen (in jouw ogen dan). Voor het kind appelleren die gebeurtenissen dan aan het gevoel van onveiligheid. Een plotselinge afwijking in het lesrooster kan bijvoorbeeld zo’n gebeurtenis zijn.

  • Kinderen met hechtingsproblemen zijn vaak druk en beweeglijk en onrustig.

  • De aanval is volgens deze kinderen vaak de beste verdediging. En verdediging is in hun ogen vaak nodig (Horeweg, 2013).

 

De sterke punten van deze kinderen zijn:

  • Ze maken makkelijk (oppervlakkig) contact met leeftijdgenoten.

  • Ze hebben veel (wisselende) vrienden en vriendinnen.

  • Ze zijn vaak goed in oppervlakkige contacten buitenshuis. Ze komen vriendelijk over.

  • Ze hebben vaak veel mensenkennis en taxatievermogen. Ze schatten anderen snel en goed in.

  • Het zijn vaak dominante kinderen, die leiderschap op zich kunnen nemen (Horeweg, 2013). 

 T is een jongen uit mijn stage klas met zwakke en sterke punten. Deze jongen voelt zich onveilig gehecht, dit kun je vooral merken doordat hij veel structuur nodig heeft. Als je al een banaan verkeerd schilt, dan begint hij te huilen. Verder heeft hij de controle over veel kinderen en zijn kinderen bang voor hem. Hij heeft veel fantasie en speelt vaak dinosaurus buiten. De andere kinderen vinden het dan eng, dat T achter hun aan rent. T wil alles weten en houdt niet van verandering. T komt buitenshuis vriendelijk over en komt makkelijk in contact met kinderen. Hij is niet bang om op iemand af te stappen. Verder is hij een echte leider in de klas die graag de touwtjes in handen wil hebben.

 Wat kun je als leerkracht doen, op sociaal-emotioneel gebied, structuur en regels, leren en straffen of belonen.

Sociaal-emotioneel: 

Zorg dat het kind zich, nog meer dan anderen, veilig voelt in de klas. Als leerkracht moet je ervoor zorgen dat het kind zich welkom en betrokken voelt. Daarnaast moest je zorgen voor positieve feedback en veel complimenten, zodat het kind ook succeservaringen kan beleven. Als leerkracht zorg je voor een goede relatie met dit soort kinderen. Natuurlijk moet je met elk kind een goede relatie opbouwen, alleen met kinderen die zich onveilig gehecht voelen, zorg je voor nog meer contact. Accepteer ook de emoties van dit kind, alleen bepaalde uitingen ervan niet. Laat het kind ook zelf het gewenste gedrag benoemen, wanneer hij/zij een overtreding maakt (Horeweg, 2013).

Structuur, regels en ruimte:

 Je moet in dek las veel structuur aanbieden voor dit soort kinderen. Deze structuur moet ook zichtbaar zijn in de klas, denk hierbij aan de regels op het bord en de dagindeling zichtbaar in de klas. Zorg hierbij ook voor een overzichtelijk lokaal, met vaste zit plekken. Kinderen die zich onveilig gehecht voelen houden van structuur en vinden het fijn om te weten wie er naast hem/haar zit. Als leerkracht moet je ook voorspelbaar zijn in je handelingen, doe wat je zegt en zeg wat je doet. Zorg ook dat jij de baas bent en laat dit ook merken aan de kinderen, een lieve maar consequente leerkracht. Zet het kind ook dicht bij je in de kring en zorg ervoor dat je de dag positief afsluit met het kind.

Leren:

Kinderen die zich onveilig gehecht voelen, zullen niet snel om hulp gaan vragen. Zorg er als leerkracht voor dat je regelmatig lang gaat en vraagt of het allemaal lukt en of ze nog hulp nodig hebben. Houdt je aan de dagplanning of vermeldt van te voren aan deze kinderen wat je gaat veranderen aan de planning. Deze leerlingen hebben namelijk veel behoefte aan structuur. Zorg voor veel complimenten over hun werkgedrag, ze hebben een korte inspanningsboog. Laat de kinderen dingen doen waar ze goed in zijn en laat ze hierbij ook voor de klas komen. Denk hierbij aan het navertellen van verhalen etc. (Horeweg, 2013).

Straffen of belonen:.

Straf geven werkt vaak niet goed. Deze kinderen willen namelijk de strijd altijd aangaan. Stuurt het kind ook niet weg, dit werkt vaak averechts. Als je toch straf wil geven, doe dit dan meteen nadat het kind een overtreding heeft gemaakt en doet het kort en bondig. Zeg kort wat het kind heeft gedaan en vertel wat het kind niet meer moet doen, ga niet in discussie. Als je echt het gewenste gedrag wil zien, zorg dan voor een structureel beloningssysteem (Horeweg, 2013).

Verder is ouderbetrokkenheid belangrijk al een kind onveilig gehecht is. Zorg als leerkracht voor effectieve communicatie met de ouders. Als er niet met het kind te praten valt, ga dan eerst met ouders praten over de thuissituatie en kom dan later bij het kind terug. Het is belangrijk dat er geen "twee gezichten" ontstaan bij het kind, waarbij het kind thuis snel boos wordt en heel druk is en op school zich voorbeeldig gedraagt, of juist andersom. 

Conclusie


Levert onveilige hechting slechtere leerresultaten op? Het antwoord op deze vraag is een beetje. Het is ja, als je als leerkracht niks doet om de relatie met deze kinderen te verbeteren. Maar het is nee, wanneer je als leerkracht probeert om er zoveel mogelijk aan te doen. Kinderen die zich onveilig gehecht voelen hebben veel structuur nodig, daarnaast hebben ze een leerkracht nodig die laat zien dat hij/zij de baas is, ook zijn deze kinderen vaak leiders binnen de klas en hebben ze dus een taak nodig waardoor ze zich verantwoordelijk voelen, ze hebben veel complimenten nodig en positieve feedback aangezien ze een korte inspanningsboog hebben en ze hebben vooral een leerkracht nodig die ze kunnen vertrouwen en waarmee ze een goede relatie kunnen opbouwen. Als jij als leerkracht erachter komt welke leerlingen zich onveilig gehecht voelen en de oorzaak ervan kunt achterhalen, kun jij bepalen wat de oplossingen zijn en zullen de leerresultaten er niet onder lijden.

Demi Meijer

346878

ELB3VJKA

Werkplekbekwaam

't Iemnschelf in Borne

Docente: Simone Soomers