Figuur 1.1. Sociaal-emotioneel

Identiteitsontwikkeling


Identiteit: bepaal je die zelf?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden ga ik kijken naar de verschillende theorieën over identiteitsontwikkeling, maar ook naar mijn eigen stageklas. Hoe ontwikkelen de kinderen in mijn stageklas hun identiteit?

De vraag bij jonge kinderen is, wie ben ik eigenlijk? En dan hebben we het over de fysieke identiteit. Jonge kinderen kijken vaak in de spiegel  en zien zichzelf dan, dit noemen we ook wel zelfbesef. Dit zelfbesef is bij jonge kinderen nog instabiel, ze zien zichzelf wel in de spiegel, maar kunnen het nog niet relateren aan zichzelf. Pas wanneer kinderen ouder worden, weten ze dat zij voor de spiegel staan, dus een weerspiegeling van zichzelf en dat er niet iemand anders aan de andere kan van de spiegel staat (Kohnstamm, 2008).

Naarmate kinderen ouder worden komt er een nieuwe vraag bij kijken, welke persoon zit er achter het gezicht? Hierbij gaat het over de psychische identiteit. Kinderen hebben op dit moment het besef om zichzelf te herkennen in spiegels of op foto's. Echter komt nu de vraag wie deze persoon eigenlijk is. Waar houdt deze persoon van? En wat wil deze persoon later worden? Al dit soort vragen komen voor tijdens het ontwikkelen van de psychische identiteit (Kohnstamm, 2008).

In mijn stageklas zie ik vooral de ontwikkelingen rondom de fysieke identiteit. Ik loop stage in groep 0/1 en de kinderen zijn dus vier jaar. Op deze leeftijd zijn de meeste kinderen nog niet bezig met hun psychische identiteit. Deze kinderen zijn bezig met hun uiterlijk, het verschil tussen jongen en meisjes en waarom alle kinderen er eigenlijk anders uit zien? C, een meisje uit mijn stageklas, komt uit een pleeggezin. Dit meisje komt niet uit Nederland, en ziet er dus anders uit dan de andere kinderen in de klas. De kinderen uit de klas stellen zichzelf vragen waar zij vandaan komt en waarom zij er anders uit ziet, maar de kinderen leren er ook mee om te gaan, want in de samenleving van deze tijd heb je veel met dit soort situaties te maken. Kinderen bereiden zich zo ook voor op de maatschappij waarin wij nu leven. 

Deze fysieke identiteit staat eigenlijk ook centraal bij het passend onderwijs. Elk kind is anders en sommige kinderen zijn speciaal, maar van elkaar kun je leren en elk kind is wel ergens goed in. Jonge kinderen kijken vooral naar elkaars uiterlijk. Ze letten hierbij dus nog niet op het innerlijk van iemand. Jonge kinderen zijn nieuwsgierig naar hoe iemand eruit ziet en waarom hij/zij anders is dan het kind zelf. Het voordeel van jonge kinderen is dat ze eigenlijk zo weer verder spelen met elkaar en verder niet letten op hoe iemand eruit zien. Er zitten dus twee kanten aan de fysieke identiteit . Aan de ene kant letten jonge kinderen op elkaars uiterlijk, het verschil tussen een jongen en een meisje, maar aan de andere kant kunnen jonge kinderen die knop ook heel snel omzetten en zo weer verder spelen met iedereen. De ene dag spelen ze met die en de andere dag spelen ze weer met die andere. Naarmate de kinderen ouder worden kan de fysieke identiteit ook een keerzijde hebben, oudere kinderen beoordelen elkaar op het uiterlijk en ben je anders dan de rest, dan hoor je er niet bij en gaan ze niet spelen met jou. Als leerkracht is het daarom van cruciaal belang dat je zorgt dat de klas één groep wordt, en dit gebeurt dus al bij de kleuters. De leerkracht moet ervoor zorgen dat de leerlingen elkaar accepteren om hoe iemand is en daarbij ook respect tonen naar elkaar toe. 

Een sterk hulpmiddel bij het ontwikkelen van de identiteit, is de vergelijking met anderen. Kinderen hebben deze sociale vergelijkingen nodig om een duidelijk zelfbeeld te creëren. Op jonge leeftijd doen kinderen dit vaak onbewust, zonder een betekenis. Naarmate kinderen ouder worden, hebben deze sociale vergelijkingen ook een keerzijde. Je komt er namelijk nooit meer van af. Denk maar aan de middelbare school, waar kinderen zichzelf gaan vergelijken met hoe dik ze zijn, of hoe populair ze zijn. Vaak gebeurt dit al bij het oude kind van de basisschool (groep 7/8). Kinderen gaan zichzelf op steeds meer punten vergelijken, en dit is niet altijd goed bedoeld. De één is rijker en heeft een groter huis, de ander heeft langer haar, de één is beter in voetbal, de ander heeft een mooi lichaam. Kinderen gaan zich op alle fronten vergelijken, hierdoor ontstaan dan ook situaties waarin kinderen gepest worden om hun uiterlijk. Naarmate je echt ouder wordt ga je jezelf vergelijken met vroeger, vroeger kon ik dit wel doen, maar nu kan ik dit niet meer, dit draagt ook nog steeds bij aan de ontwikkeling van het zelfbesef van nu (Kohnstamm, 2008). 

Naast de sociale vergelijkingen is ook de taal een sterk hulpmiddel voor de ontwikkeling van het zelfbesef. De groei van het zelfbesef wordt gedragen door de taal, we hebben dan ook de taalontwikkeling nodig om ons zelfbesef te laten groeien. De tempo van de identiteitsontwikkeling hangt voor een deel af van de communicatie van het kind met anderen. Deze anderen kunnen dus ook het kind helpen met de ontwikkeling van het zelfbesef. Maar niet alleen het zelf communiceren is een sterk hulpmiddel, ook het luisteren en kijken naar de communicatie van anderen heeft een positief effect op de identiteitsontwikkeling van het kind (Kohnstamm, 2008). 

Leeftijd Kritiek moment Resultaten, positief en negatief
0 tot 12/18 maanden vertrouwen vs. wantrouwen + fundamenteel vertrouwen in anderen, - fundamenteel wantrouwen
12/18 maanden tot 3 jaar autonomie vs. schaamte + groeiende onafhankelijkheid, - twijfels aan zichzelf
3 jaar tot 5/6 jaar initiatief vs. schuldgevoel + gevoel van autonomie, initiatief durven nemen, - schuldgevoel over daden en gedachten
5/6 jaar tot 12 jaar activiteit vs. minderwaardigheid + groeiend gevoel van competentie, - gebrek aan vertrouwen in eigen mogelijkheden
adolescentie 13-19 jaar identiteit vs. rolverwarring + bewustzijn van zichzelf en de eiegn rol in het leven, - onzekerheid over eigen rol in het leven
jonge volwassenheid 20-30 jaar intimiteit vs. isolement + hechte vriendschappen en liefdevolle seksuele relaties, - angt voor relaties, eenzaamheid
volwassenheid 30-65 jaar generativiteit vs. in zichzelf opgaan + tevredenheid over het leven en je eigen bijdrage aan de continuïteit van het leven, - niet tevreden over eigen bijdragen in het leven
ouderdom 65+ ego-integriteit vs. wanhoop + tevreden over wat men heeft bereikt, - spijt van gemiste kansen

Tabel 1.1. Identiteitsontwikkeling volgens Erikson. 

Volgens psycholoog Erik Erikson is de identiteitsontwikkeling de kern voor de persoonlijkheidsontwikkeling. In tabel 1.1 kun je zien hoe volgens Erikson de identiteitsontwikkeling verloopt, je moet volgens Erikson ook alle fasen goed doorlopen om zonder problemen de volgende fase in te gaan (Brouwers, 2010).

Mijn stageklas bevindt zich in de volgende fase: 3 jaar tot 5/6 jaar. Binnen deze fase staan initiatief nemen en schuldgevoel tegen over elkaar. T had een toren van C kapot gemaakt, hierdoor werd C boos en verdrietig en begon C te huilen, maar ook te slaan. T kwam boos op de leerkracht af, maar had gelijk door dat hij degen was die fout zat. Samen met de leerkracht is T naar C gelopen en heeft T sorry gezegd. Kort daarna nam T het eigen initiatief om samen met C de toren weer opnieuw te bouwen. T heeft dus een schuldgevoel gehad, maar tegelijkertijd ook zijn eigen initiatief getoond.

Wat kun je als leerkracht, ouder of stagiaire doen, om de identiteitsontwikkeling te bevorderen? Om de ontwikkeling te bevorderen moet je regelmatig met het kind communiceren, dit kan verbaal, maar ook non-verbaal. Verder moet je zorgen dat het kind gaat vergelijken, niet alleen met anderen, maar ook met zichzelf. In de klas moet je zorgen voor samenspel tussen de leerlingen, een veilige leer- en speelomgeving, maar ook dat de klas een groep als geheel wordt. Regelmatig communiceren met de klas, in de klas, maar ook buiten de klas met ouders. Hoe verloopt de ontwikkeling thuis? Zien ouders iets aan het kind? Door communicatie kunnen de naaste personen van het kind hem/haar helpen bij de identiteitsontwikkeling.

Conclusie


Identiteit: bepaal je die zelf? Het antwoord op deze vraag is gedeeltelijk ja en gedeeltelijk nee. Jonge kinderen worden veel geconfronteerd met foto's van zichzelf en spiegels, waar ze zich zelf in zien. Baby's zullen zich nog niet beseffen dat ze zichzelf zien in de spiegel, maar peuters en kleuters zullen zich al gaan realiseren dat zij voor de spiegel staan en dat ze zichzelf zien in de spiegel, dit noemt men ook wel zelfbesef. Naarmate het kind wat ouder wordt zijn bepaalde hulpmiddelen van cruciaal belang, voor de identiteitsontwikkeling van het kind. De identiteit van een kind wordt dus niet zelf bepaald, kinderen hebben vergelijkingen met anderen nodig voor de ontwikkeling van het zelfbesef. Ook taal is een sterk hulpmiddel bij de identiteitsontwikkeling. 

Demi Meijer

346878

ELB3VJKA

Werkplekbekwaam

't Iemnschelf in Borne

Docente: Simone Soomers

Maak jouw eigen website met JouwWeb